Skip to main content

Beestjes, overal beestjes

We moeten Kastraki verlaten en dat doet een beetje pijn. Alleen de camping al; er IS een camping, met zwembad, binnen budget en aan de voet van de meest statige, grootse en reusachtige rotsen die ik ooit heb gezien.

Vanaf zo'n 25 km afstand zien we ze al liggen. Nog niet zo imposant, maar wel opvallend, want verder is het hier (zowaar) bijna vlak. Het is een groepje van zo'n 10 rotsen met daar bovenop kloosters. We vragen ons meteen af hoe ze die daar in hemelsnaam hebben gekregen. Bij aankomst op de camping is het te warm om nog naar boven te gaan en we maken dankbaar gebruik van het zwembad. Ik lees m'n boekje en Luke kijkt de Vuelta. Die avond drinken we thee met een andere fietser en naast zijn verhalen krijgen we een tip voor de volgende dag: Vroeg naar boven, vóór de warmte en vooral vóór de touringcars. Ow ja, we zijn hier niet de enigen...

Vroeg opstaan is niet zo aan ons besteed. Geven we toe. Dus wanneer we rond tienen naar boven fietsen lijkt dat best aardig. Nou vergeet het maar. We worden ingehaald door 20 van die witte, lawaai makende dingen en aldaar staan de busjes in bosjes bij elkaar. De toeristen stromen naar de kloosters toe en bezetten elke traptrede. Ik kan ze gelijk geven want het is een tof gezicht. We sluiten even aan bij de dromme (wij zijn ten slotte ook toeristen), maar halverwege de eerste treden houden we het voor gezien. We fietsen liever door naar het klooster dat vandaag gesloten is. We kunnen er dan wel niet in, maar er loopt een voetpad naar een geweldig uitzichtpunt. Hier is niemand en we genieten van de omgeving. Ook kijken we naar de (andere) toeristen die nog steeds als mieren naar binnenstromen. Mieren zijn er trouwens genoeg in deze omgeving. Ze bouwen zo hun eigen kloostertjes hier boven. 

Wanneer we op de camping terugkomen ontmoeten we dinges en dinges. Twee Zwitserse fietsers met bijzondere namen. We lunchen met ze en zij spelen een potje kolonisten van Katan in Franse kaartversie. We geven ze de tip om morgen vroeg naar boven te gaan, vóór de warmte en vóór de toeristen.

De volgende ochtend staan wij om negen uur klaar voor vertrek en koken nog even onze laatste eieren voor het ontbijt. De Zwitsers komen langs en geven toe dat ze niet zo van die vroege vogels zijn. En dan kletsen we nog wat en nog wat en nog wat. We overwegen zelfs om nog een nachtje te blijven. Maar we moeten echt gaan. We zeggen ze gedag en om half elf vertrekken we dan eindelijk. 

Onderweg zien we niks. Geen toeristen, geen bussen, geen auto's, geen mensen. Buiten Meteora is helemaal niks. Behalve beestjes. Veel beestjes. We zien moeder en kind schildpad ('t wordt bijna normaal), we zien hagedissen, geiten houden ons op, koeien loeien ons toe en dan ineens zijn er honden...

Luke rijdt voorop en krijgt er vijf achter zich aan. Hoe harder hij fietst, hoe harder ze rennen. Maar er is een denkbeeldige grens en hij is buiten hun territorium. Nu ik alleen nog. Ik sta een beetje hulpeloos te wachten tot de beesten weer wat teruggetrokken zijn en rij dan met een paar stenen in m'n hand langs de beesten. Ze blijven allemaal staan. Bij de volgende boerderij heb ik minder geluk. Ook mij jagen ze nu op. Uit angst roep ik heel hard HÉ! En de beesten blijven stokstijf staan. Gelukkig :). 

We rijden die dag nog lang langs afgelegen hutjes. Bij iedere koe checken we of er ook honden zijn en we zijn blij als we weer een dorp zien. Daar zijn de honden achter hekken. Een paar zwerfhonden hier en daar, maar die willen vooral eten van je en durven niet veel. We kunnen weer kijken naar de honderden zwaluwen die van elektriciteitskabel naar boom vliegen. 

Als we tegen de avond aankomen bij het enige hotelletje in de omgeving, durven we om fietsersdiscount te vragen en dat krijgen we nog ook. Als rode kreeftjes staan we onder de douche, want insmeren zijn we door alle ophef helemaal vergeten.