Skip to main content

Scherven brengen… je nog eens ergens

“Glazias“ zegt de Chinees-Spaanse man op mijn vraag hoe ik hem in het Spaans kan bedanken. We staan in een piepkleine winkel waarvan de wanden zijn behangen met telefoonhoesjes. Binnen 30 minuten een nieuw scherm op mijn telefoon die wat flets en blauwig oogt, maar wat ook kan komen omdat ik gewend ben geraakt aan de paarse strepen van de afgelopen weken. Of de roze wolk?

We zijn in “Balenzia” (= Valencia = mijn tweede Spaanse woord) en vertoeven midden in het oude centrum in een super knus hostal, drinken biertjes bij de locale brouwer en eten simpele, maar heerlijke patatas bravas en saladas nogwat met ultieme olijfolie op een klein pittoresk pleintje. Om half 10 ‘s avonds. Omdat de Spanjaarden dat ook doen. Het is nog druk op straat, en warm. We genieten heerlijk na van onze super fijne bruiloft. Dit bevalt ons wel!

De volgende ochtend even afkicken met koffie/thee en toast waarbij ik me verbaas over de wasteilen-winkel aan de overkant. Valencia is één grote bron van inspiratie en één van de weinige steden die we niet snel zat zijn. Rond 11en fietsen we door het kilometers lange, groene park (droogliggende rivier) de stad uit. Op weg naar… tja, naar wat eigenlijk?

In de loop van de middag komen we erachter dat we slecht voorbereid zijn en pech hebben. Bij de Decathlon scoren we een GPS houder en zonnebrand. Nog geen 10 km later begeeft de GPS het, waardoor ook de volgende Decathlon een bezoekje krijgt. Daar hebben ze gelukkig ook noodmaaltijden. Bij het afrekenen laat Luke zijn telefoon vallen, scherm kapot. Nooo!

Op de nieuwe GPS zien we dat we vandaag alleen omhoog fietsen en dat het nog zo’n 65 km is naar het volgende hotel. Daarna volgt 200 km niets. Het is bloedheet en de liters water gaan snel. Rond 19.30u informeren we eens bij wat locals. Geen slaapplek te bekennen. Nog 35 km en geen idee of het exemplaar op onze kaart de crisis heeft overleefd. We zijn moe en besluiteloos. Het wordt donker.
Uiteindelijk besluiten we om terug te gaan. Wat lekker snel gaat, naar beneden. We pakken het eerste de beste lelijke Ibis hotel en gaan eerst maar eens wat eten. Bij het koken in de hotelkamer blijkt dat de brander stuk is, we geen peper en zout hebben en ook de borden nog in Pijnacker liggen. Jeetje. Wat wij nodig hebben is een plan!

De volgende dag pakken we een bus naar Albacete, zo’n 250 km naar het westen. Dat geeft ons wat lucht in de kilometers, er loopt een fietsroute en er zijn campings. In Albacete vinden we snel een airBNB. De eigenaresse tipt ons over de feestweek van Albecete. Een feestweek? Nu? Ja!

Heel de stad (en dan bedoel ik héél de stad) bevindt zich in een gigantisch park, dat is omgetoverd tot kermis-/muziek-/zwaardvecht-/traditionele dans-/discotheek-/foodfestival-achtig iets. Het is enorm, het geeft licht, veel geluid, je kunt er van alles eten en wij lopen er met open mond rond. We eten allerlei Spaanse lekkernijen en stappen in een reuzenrad, dat ons een prachtige zonsondergang bezorgt, met uitzicht over de hele regio.

Zo gaat dat dus op fietsvakantie. (Niet dat we al veel gefietst hebben, maar hey.) Je weet niet waar je heen gaat, je weet niet wat het je brengt, maar je weet wel dat het morgen weer anders is. Het is eigenlijk net een huwelijk ;).